Pensioenopbouw en risico's van Pensioen
Pensioenopbouw in Nederland
Sinds de Pensioenwet van kracht is in Nederland (2007) kennen we drie verschillende vormen van pensioenopbouw die we hier kort toelichten, maar dat is wel veranderd vanaf 2023 met de nieuwe Pensioenwet.
A. Uitkeringsovereenkomst
Een uitkeringsovereenkomst (salaris/diensttijdregeling) is een pensioenregeling waarbij de hoogte van het pensioen wordt vastgesteld aan de hand van het pensioengevend salaris en doorgebrachte diensttijd. Op het pensioengevend salaris wordt een Franchise in mindering gebracht waarover geen pensioen wordt opgebouwd. Met inbouw van deze Franchise wordt rekening gehouden met de AOW die een gepensioneerde vanaf zijn AOW gerechtigde leeftijd ontvangt. Omdat de uitkering als vaste rente jaarlijks wordt ingekocht en vaststaat is sprake van een uitkeringsovereenkomst: de uitkering is leidend.
Het pensioengevende salaris verminderd met de franchise wordt pensioengrondslag genoemd. Er zijn twee hoofdvormen te onderscheiden: eindloon en middelloon. Het essentiële verschil is dat bij een eindloonregeling het pensioen wordt ingekocht over het laatst genoten salaris over de gehele diensttijd, waardoor een extra financieringslast ontstaat voor de werkgever bij elke salarisverhoging. Bij een middelloonregeling werken salarisverhogingen alleen door in de toekomst zodat alleen de toekomstige premie stijgt. Voor een eindloonregeling geldt vanaf 2015 een maximaal opbouw percentage van 1,657% per dienstjaar zodat in 40 dienstjaar 66,28% van het laatst genoten salaris aan pensioen wordt opgebouwd (incl. AOW) en voor middelloonregeling maximaal 1,875% per dienstjaar zodat in 40 dienstjaren 75% van het gemiddelde salaris (incl. AOW) aan pensioen wordt opgebouwd. Alle BPF pensioenfondsen willen stoppen met die uitkeringsovereenkomst (i.v.m. verplichtingen reserves op basis van de marktrente) en gaan de komende jaren overstappen naar de beschikbare premieovereenkomst.
B. Premieovereenkomst
Kenmerk van een beschikbare premieregeling is het beschikbaar stellen van een premie en niet de toezegging van een bepaald pensioen. De premie is leidend en uit de premie volgt het pensioen.
Op pensioendatum wordt bepaald wat er aan pensioen met het gespaarde kapitaal kan worden aangekocht, tegen de dan geldende tarieven en voorwaarden, hetgeen de afgelopen jaren bij de lage rentestand een groot probleem was, maar inmiddels is de rente weer gestegen en is de vaste pensioen-uitkering vanaf 2024 weer hoger. Vanaf 2016 is de Wet Verbeterde Premieregeling aangenomen waarbij de deelnemer kan doorbeleggen vanaf pensioendatum. De hoogte van het pensioen op pensioendatum is dus in tegenstelling tot bij een uitkeringsovereenkomst, van te voren niet vast te stellen. Kenmerkend voor een zuivere premieovereenkomst is dat alle risico’s van pensioen bij de werknemer liggen, de werkgever is alleen verantwoordelijk voor het afdragen van de premie.Hierbij is het mogelijk een deel van de risico’s in de opbouwfase van pensioen (rentevergoeding/inflatiecompensatie) bij de verzekeraar neer te leggen, zodat de premie wordt omgezet in een verzekerd kapitaal of een verzekerde rente.
C. Kapitaalovereenkomst
Een tussenoplossing is dat de premie die wordt toegezegd op basis van een middelloonregeling (1,875% per dienstjaar) wordt vormgegeven via een verzekerd pensioenkapitaal. Het rendementsrisico en het risico van inflatie tot pensioendatum worden dan overgedragen aan de verzekeraar, zodat werknemers meer zekerheid hebben over de hoogte van hun pensioen. Op pensioendatum kopen de werknemers met het opgebouwde kapitaal én de gerealiseerde winstdeling zelf hun pensioen in, op basis van de dan geldende tarieven. De actuele rentestand op pensioendatum en de levensverwachting zijn van invloed op de hoogte van het aan te kopen pensioen, maar die risico’s liggen bij de werknemer en ook hierbij kan de deelnemer vanaf 2016 gaan doorbeleggen vanaf pensioendatum. De extra kosten van pensioen (stijgende levensverwachting, rentestand op pensioendatum) zijn dus ook hier voor de werknemer.
Keuze Pensioenregeling: wie draagt de risico’s?
De belangrijkste keuze bij pensioen is wat voor soort pensioenregeling werknemers krijgen. Kiest de werkgever voor een vaste pensioentoezegging (uitkeringsovereenkomst) dan liggen de risico’s van pensioen bij de werkgever en uit de aanspraak volgt de premie. Het toegezegde pensioen is leidend: als door marktomstandigheden (lage rentestand, langer leven etc.) de kostprijs van het toegezegde pensioen stijgt (zoals nu in Nederland bij vooral bedrijfstakpensioenfondsen) dan ligt dat risico in eerste instantie bij de werkgever. Hij heeft immers het pensioen toegezegd. U kunt ook een premie toezeggen, die feitelijk is afgestemd op dezelfde pensioenopbouw: uit de premie volgt het pensioen van de werknemer. De premie is leidend en de werknemer draagt de risico’s van pensioen. Extra kosten die ontstaan door marktomstandigheden worden niet door de werkgever maar door de werknemer gedragen. Voor de werkgever zijn de kosten van pensioen dan veel beter beheersbaar
Voor een uitleg van de risico's van pensioen verwijzen we naar deze bijlage.
06 53699994